Wélke Koran bedoelt u?

By • on November 2, 2009

Door Baron Bodissey

Het brondocument van de islam is een verzameling teksten die gebundeld zijn in de Koran. Een devoot moslim gelooft dat de Koran perfect is, onveranderlijk en het eeuwige woord van Allah zoals gedicteerd aan de profeet Mohammed en herinnerd of opgeschreven door de metgezellen van de Profeet. Het boek is compleet, ieder woord is waar en niets is veranderd sinds het voor het eerst werd opgeschreven, zo’n 1400 jaar geleden.

Dat is de traditionele opvatting over de kern van de islamitische geschriften, en wee de moslim die daar vraagtekens bij zet. Geleerden die trachtten onderzoek te doen naar de oorsprong van de Koran en de historische varianten, werden verdreven uit Pakistan, Egypte en andere islamitische landen, en gedwongen hun toevlucht te zoeken in de academische kloosters van het “ongelovige” Westen.

Koran, 9de eeuw n.C.

In de vroege jaren ’70, tijdens de renovatie van de Grote Moskee van Sana’a in Jemen, werd een een schat aan oude manuscripten ontdekt. Onder andere fragmenten van de vroegstee versies van de Koran en aanverwante geschriften. De Duitse geleerde Gerd-R. Puin (die uitvoerige analyses heeft gepubliceerd van de vroegste beschrijvingen van de Islamitische religie) wist toegang te krijgen tot de documenten en mocht ze jarenlang bestuderen. Zich bewust van de gevoeligheid van de vondst, publiceerde hij zeer weinig over de manuscripten, totdat zij volledig op microfilm waren vastgelegd en kopieën daarvan veilig en wel buiten Jemen waren ondergebracht.

In een bericht aan Christopher Heger op 13 maart 1999 schreef dr. Gerd-R. Puin:

“Ik heb geluk gehad — en nog steeds — dat ik zo veel van de oudste Yemenitische Koranteksten heb kunnen bestuderen, die zijn geschreven in de hoogst archaïsche ‘Hijazi’ stijl. In deze manuscripten trof ik varianten en bijzonderheden aan die niet terug te vinden zijn in de traditionele Arabische boeken over de qira’at (reciteer methodes), of in de boeken over de ‘rasm al- masahif’ (orthografie van de Koran[nen]) noch in die van de ‘ti’dad al-ayat’ (volgorde [systemen] van de verzen).” […]

“Als ik geen toegang tot de fragmenten van de Yamani Koran had kunnen hebben, die bewaard worden in de Dar al-Makhtutat al-Yamaniyyah te San’a’, had ik mogelijk vergelijkbare varianten en merkwaardigheden kunnen aantreffen in Hijazi fragmenten van de Koran, die buiten Yemen in diverse bibliotheken en musea worden bewaard, bijvoorbeeld in Frankrijk, Engeland, Duitsland, Italië of Koeweit. Een hoogst spectaculaire (complete??) Hijazi Koran kan worden bewonderd in het Islam Museum van Cairo, niet ver van de ingang, in een speciale vitrine aan de rechterzijde van het hoofdpad; deze schat is al een jaar of 1300 in Egypte, maar ik ken geen enkel onderzoek of publicatie over de bijzonderheden ervan!”

“Van de kant van de moslims is al 900 jaar lang geen enkele interesse in tekstonderzoek naar de Koran! Afgezien van een paar Westerse semitisten die van tijd tot tijd de ene na de andere etymologie van een uitdrukking in de Koran weten te duiden, zijn de meeste Arabieren te huiverig om de ontstaansgeschiedenis onder ogen te zien. De reden voor dit soort nalatigheid is overduidelijk: Zowel de moslims als de meeste Arabisten beschouwen iedere vroege afwijking van de koranhandschriften (zoals die zijn opgenomen in de gedrukte Cairo editie) als een lapsus calami [onbedoelde verschrijving], en louter als een ‘schrijffout’ “.

Eveneens in 1999, werd een samenvatting van de bevindingen van dr. Gerd-R. Puin gepubliceerd in The Atlantic Monthly. Zelfs toen al, nog vóórdat de 9-11 aanslagen de Westerlingen met de neus op de gevoeligheden van moslims drukten, werd de “explosieve” aard van de Sana’a manuscripten algemeen erkend.

Het christendom en het jodendom zijn al sinds lang het onderwerp geweest van grondige tekstuele en historische analyse, maar uiteindelijk lijkt het nu de beurt te zijn aan de Islam:

Dr. Gerd-R. Puin staat niet alleen in zijn enthousiasme. “De impact van de Jemenitische handschriften is nog steeds merkbaar,” zegt Andrew Rippin, professor religieuze studies aan de Universiteit van Calgary, die zich tegenwoordig in de voorhoede van de Koranische studies bevindt. “Deze variantlezingen en versvolgorden zijn beiden van groot belang. Daar is iedereen het zondermeer over eens. Deze manuscripten tonen aan dat dat de vroege geschiedenis van de Korantekst veel meer een open vraag is dan velen hadden vermoed: de tekst was minder vast, en had daarom minder autoriteit dan altijd werd beweerd.” […]

Volgens de standaarden van de hedendaagse Bijbelse wetenschap, is het grootste deel van de vragen die door geleerden als Puin en Rippin worden gesteld nogal bescheiden; om buiten een islamitische context te veronderstellen dat de Koran een historie heeft [ofwel: geleidelijk ontstaan] en te suggereren dat de teksten als overdrachtelijk kunnen worden geinterpreteerd, zijn op zich geen radicale stellingen. Maar de islamitische context — en de islamitische gevoeligheid — kan hierbij niet worden genegeerd. “Het historiseren van de koran zou in feite de hele beleving van de moslimgemeenschap in de geschiedenis ontkrachten”, zegt R. Stephen Humphreys, hoogleraar islamitische studies aan de Universiteit van Californië in Santa Barbara. “De Koran is het handvest voor die gemeenschap, het document waar die gemeenschap uit is ontstaan. En over het algemeen gezien — hoewel natuurlijk niet altijd comform de werkelijkheid — is de Islamitische geschiedenis het streven geweest om de geboden uit te voeren in het dagelijks bestaan. Wanneer nu de Koran een historisch document is, dan is die hele islamitische strijd [om de geboden tot uitvoering te brengen] van de afgelopen veertien eeuwen feitelijk zinloos geweest.

Islamitische geestelijken beweren vaak dat de Koran niet kan worden begrepen, behalve dan in het oorspronkelijke klassieke Arabisch. Maar dr. Gerd-R. Puin stelt dat grote delen van het boek zelfs voor Arabische geleerden onduidelijk zijn:

“De Koran stelt van zichzelf zelf dat het ‘mubeen’ is, owel ‘helder’,” zegt Puin. “Maar als je het goed bekijkt, zal het opvallen dat zo ongeveer elke vijfde strofe onsamenhangend is. Veel moslims — en Orientalisten — zullen natuurlijk het tegendeel beweren, maar feit blijft dat een vijfde van de Korantekst gewoonweg onbegrijpelijk is. Dit is een van de redenen van de traditionele angst voor vertalingen. Als de Koran niet te begrijpen is — zelfs niet in het Arabisch — dan is het onvertaalbaar. Daar is men bang voor. En omdat de Koran herhaaldelijk van zichzelf stelt duidelijk te zijn — maar dat dus uiteraard niet is, zoals ook zelfs Arabisch sprekenden u kunnen zeggen — is er een tegenstrijdigheid. Er moet dus iets anders aan de hand zijn.”

Proberen te te achterhalen wat dat “iets anders” nu eigenlijk is, begon pas in deze eeuw. “Tot voor kort,” zegt Patricia Crone, historicus van de vroege islam: “nam iedereen het voor lief dat alles wat de moslims menen te herinneren over de oorsprong en betekenis van de Koran correct is. Wanneer je deze aanname laat vallen moet je vanaf het begin beginnen.” Dit is geen geringe opgave natuurlijk: de Koran is strak gezwachteld in een historische traditie die op ons is neergedaald en zeer opstandig is tegenover iedere kritiek en analyse.

En dit is zelfs een understatement. In the context van het 21ste eeuwse fundamentalistische Salafisme, kan kritiek en analysise van de Koran een wetenschapper zijn leven kosten. Het voorbeeld van Salman Rushdie — die maar een amateur-criticus is van de islamitische Schrift — is niet onopgemerkt gebleven.

R. Stephen Humphreys, vat in Islamic History: A Framework for Inquiry [Islamitische Geschiedenis: een kader voor onderzoek] (1988), de problemen samen waarmee historici worden geconfronteerd die zich met het bestuderen van vroege islam bezighouden:

“Als wij ons tot doel hebben gesteld om te begrijpen op welke wijze de moslims van de late 2e/8e en 3e/9e eeuw [Islamitische kalender / Christelijke kalender] de oorsprong van hun samenleving bezagen, dan is dat inderdaad prima. Maar zodra ons doel is om uit te vinden ‘hoe het nu echt zat,’ in de zin van betrouwbaar gedocumenteerd en onderbouwde antwoorden op eigentijdse vragen over de eerste decennia van de islamitische samenleving, zijn de rapen gaar.”

Het feit dat dergelijke “problemen” gemakkelijk dodelijk kunnen zijn, heeft de groei van tekstuele kennis van de Koran belemmerd. Maar dankzij al het werk in stilte door dr G-Puin en andere deskundigen, ontstaat een nieuw beeld van de Korangeschiedenis.

In 2002 schreef Alexander Stille in The New York Times:

“Voor moslims is de Koran is het woord van God, die middels de Engel Gabriël tot Mohammed sprak: ‘Aan dit boek mag niet worden getwijfeld,’ zoals de Koran in het begin ondubbelzinnig stelt. Geleerden en schrijvers uit de islamitische wereld die deze waarschuwing negeerden werden soms zodanig slachtoffer van geweld en doodsbedreigingen, dat het een rilling veroorzaakte in de universitaire wereld.

Ondanks die angst, hebben een handvol deskundigen het onderzoek naar de oorsprong van de Koran in stilte voortgezet, en zijn daarmee tot radicaal nieuwe theorieën gekomen over de betekenins van de tekst en de opkomst van de islam.

Christoph Luxenberg, een geleerde van oude Semitische talen in Duitsland, stelt dat de Koran al eeuwen verkeerd begrepen en verkeerd vertaald is. Zijn werk, gebaseerd op de oudste exemplaren van de Koran, stelt dat delen van het heilige boek van de islam zijn afgeleid van reeds bestaande christelijke Aramese teksten, die verkeerd werden geinterpreteerd door de islamitische geleerden die de heden ten dage algemeen gelezen uitgaven van de Koran hebben voorbereid. […]

Christoph Luxenberg is echter een pseudoniem, en voor zijn wetenschappelijke standaardwerk The Syro-Aramaic Reading of the Koran [“Het Syro-Aramese versie van de Koran”] had hij problemen met het vinden van een uitgever, hoewel het boek door vooraanstaande wetenschappers op dit gebied wordt beschouwd als een belangwekkend nieuw werk. De uitgever “Das Arabische Buch” in Berlijn gaf het boek uiteindelijk uit. […]

De schokgolf die het boek veroorzaakte heeft grote invloed gehad op de niet-moslim geleerden in de westerse landen. “Tussen angst en politieke correctheid ingeklemd is het nu eenmaal niet anders mogelijk dan mierzoete flauwekul over de islam te verkopen”, zei een geleerde op een Amerikaanse universiteit, die verzocht anoniem te blijven, verwijzend naar de bedreigdingen met geweld, alsmede de wijdverbreide terughoudendheid in Verenigde Staten om op universitaire campussen andere culturen te bekritiseren.

Terwijl de interpretatie van de geschriften een op het oog afstandelijke en onschadelijke activiteit lijkt, heeft de tekstuele studie van de joodse en christelijke teksten geen geringe rol gespeeld in het losweken van de overheersing van de Kerk van het intellectuele en culturele leven in Europa, en de weg geëffend voor het vrije seculiere denken. “De moslims hebben het voordeel van achterafkennis over die ervaringen in Europa, en beseffen maar al te goed dat zodra je begint de heilige teksten te onderzoeken, en er vragen over te stellen, je geen idee hebt wat de gevolgen zullen zijn,” licht de geleerde toe.

Het vragen stellen is nog altijd niet opgehouden, en dr. Gerd-R. Puin bevindt zich nog steeds in de voorhoede van de Koran-wetenschap.

Als de Arabische expansie het eerst plaats vond, en de Koran pas daarna ontstond, welke religies waren dan de drijvende kracht achter die Arabische veroveringen? Volgens de meest recente opvattingen, kan de islam ontwikkeld zijn uit een vorm van het christendom, waar van wordt uitgegaan dat er op het Arabisch schiereiland in de 7e eeuw diverse varianten bestonden.
Het citaat hieronder is afkomstig uit een synopsis van een nieuw boek, The Hidden Origins of Islam: New Research into Its Early History [“De verborgen oorsprong van de Islam: Nieuw onderzoek naar de vroege geschiedenis”], onder redactie van Karl-Heinz Ohlig en Gerd-R. Puin:

De standaard geschiedenisen van Mohammed en de vroege ontwikkeling van de islam zijn gebaseerd op de islamitische literatuur die teruggaat naar de negende en tiende eeuw, een eeuw of twee na de dood van Mohammed in 632. Er bestaan geen Islamitische literaire bronnen uit de zevende en achtste eeuw, de periode wanneer volgens de overlevering Mohammed en zijn naaste volgelingen geleefd zouden hebben. Het enige dat bewaard is gebleven uit deze tijd zijn een paar gedenk-inscripties in gebouwen en wat munten.

Uitgaande van de vooronderstelling dat betrouwbare geschiedenis kan alleen maar kan worden geschreven op basis van bronnen uit de tijd van de gebeurtenissen stammen, werpt het uitvoerige huidige onderzoek een geheel nieuw licht op de obscure oorsprong van de islam. Zoals de auteurs minutieus aantonen, komt de naam “Mohammed” voor het eerst voor op munten met christelijke iconografie uit Syrië. In deze context wordt de gebruikt als een eerbewijs, “vereerd” of “prijzenswaardig” en kan alleen verwijzen naar Jezus Christus, daar in die periode het christendom de overheersende godsdienst was in die regio. Dezelfde verwijzing komt voor in een inscriptie van in de Dome of the Rock in Jeruzalem, gebouwd door de kalief ‘Abd al-Malik.

Uit deze en andere bevindingen blijkt dat de vroege Arabische heersers een sekte van het christendom aanhingen. En zoals uit de Koran blijkt, dat op een veel later tijdstip is totstandgekomen, dat de centrale theologische uitgangspunten werden beïnvloed door een pre-Niceaans, Syrisch christendom. Linguïstische analyse toont tevens aan dat het Aramees, eeuwenlang de gemeenschappelijke taal in heel het Midden Oosten, en tevens de taal van het Syrische christendom, het Arabisch schrift en woordgebruik in de Koran sterk beïnvloed heeft. Uiteindelijk vormde de islam zich als een separate religie niet eerder dan het einde van de achtste en negende eeuw, en onderging de Koran een historsche onwikkeling die minstens 200 jaar duurde.

Deze bevindingen zijn inderdaad explosief. Als westerse academische wereld ooit wakker wordt uit zijn door politieke correctied ingezette sluimer, wordt een wetenschappelijk inzicht van de Koran mogelijk gebaseerd op de Sana’a manuscripten en andere artefacten. Het heilige boek van de islam zal dan als een historisch document kunnen toetreden tot de Hebreeuwse en christelijke geschriften, onderworpen aan herzieningen, redactie, en varianten, net als ieder ander historisch document dat is.

De islam zou zich natuurlijk ook tegen een dergelijke mogelijkheid kunnen verzetten. Een volledige en grondige bestudering van de Koran zal dan onvermijdelijk de aard van de islam veranderen, en niemand verwacht dat de bestaande islamitische clerus zich zomaar naar de moderniteit zal voegen.

De Islam kan zich aldus genoodzaakt voelen een eigentijdse herhaling van de verbranding van de bibliotheek in Alexandrië uit te voeren, maar deze keer zal een dergelijke poging om alle documenten van ongelovigen uit te wissen een veel grotere blijken te zijn.

—————

Deze tekst is een vertaling van het essay: Which Koran? door Baron Bodissey en is eerder verschenen op Gates of Vienna. Met dank aan de Zweedse correspondent LN voor het vergaren van divers materiaal dat verwerkt is in dit artikel. Een Duitstalige recensie van een ander boek van dr. Gerd-R. Puin is te lezen op Perlentaucher.de.